Kerst met Jozef

Hij is de man die in de schaduw staat, de stille, trouwe man op de achtergrond van het kerstgebeuren. In de Bijbel is hij letterlijk stil. Er komt geen woord uit zijn mond (met één uitzondering; daarover meer aan het eind). Hij is geen prater dus. Geen man van grote woorden. Meer een man van het oor dan van de mond. Hij is zo druk met luisteren en gehoorzamen, dat hij bijna niet meer aan spreken toekomt. Jozef is de stille man, in de stille, heilige nacht van Kerst.

Broeder Joseph Belling OSB: Jozef de horende; artway.eu

In het evangelie van Lukas komt hij niet uit schaduw van Maria, zijn vrouw. Zij spreekt, zij zingt, zij bewaart de woorden en de gebeurtenissen in haar hart. Hij staat op de achtergrond erbij, als de steunpilaar van zijn vrouw die de hoofdrol vervult bij de geboorte van Gods Zoon op aarde. Bij de evangelist Mattheüs komt Jozef wat meer uit de verf. Maar het beeld dat je bij Mattheüs van hem krijgt is hetzelfde als bij Lukas: een stille, trouwe en dienstbare man, die luistert als er iets van hem wordt gevraagd.

Als Jozef merkt dat Maria zwanger is, maar weet dat het kind onmogelijk van hem kan zijn, besluit hij haar onopgemerkt te verlaten, om haar niet in de problemen te brengen. Het is dat de engel van God hem in een droom op andere gedachten brengt, anders was hij nog voor Kerst stilletjes vertrokken en hadden we nooit meer iets van hem gehoord. Maar hij luistert naar de engel. Hij trouwt met zijn Maria en neemt haar Kind aan als zijn zoon.

Ook na de geboorte komt hij steeds pas in actie als er een engel in zijn dromen verschijnt. Eerst om te vluchten voor het moordcommando van koning Herodes en asiel aan te vragen in Egypte. Daarna zijn het twee dromen die hem weer in beweging zetten, vanuit het asielzoekerscentrum terug naar het land Israël en dan naar Galilea, ver weg van de macht van het koningshuis van Herodes.

Die stille Jozef is dus geen stilzitter. Hij is vrijwel altijd op reis in de Bijbel. Het tekent zijn dienstbaarheid. Onderweg met zijn vrouw en het Kind, op de vlucht en zoekend naar een veilige plek. We zien hem steeds weer opstaan, alles inpakken en uitpakken en maar zeulen met dat Kind, dat niet eens van hem is.

Als we Kerst met Jozef vieren, beseffen we de betekenis van die stille, dienstbare mensen, die zonder ophef luisteren en hun geloof niet met mooie, grote woorden of met heftige emoties uiten, maar met hun handen en voeten. De pakezels die de Zoon van God over de aarde torsen en daarna weer verdwijnen als hun werk is gedaan. Laten we hen niet vergeten – zij vormen de grote meerderheid van het volk van God.

Al die Jozefs leven dus in dienst van de Zoon van God. De keer dat we Jozef toch horen spreken is het moment dat het Kind van Maria geboren is en hij Hem zijn naam geeft: Jezus. Het is tekenend voor deze stille man. Hij gaf Hem de naam Jezus, wat ‘de HEER redt’ betekent. Jozef zal de wereld niet redden. Zonder de engelen in zijn dromen kan hij zichzelf en zijn gezin niet eens redden. God is Redder.

In de stille, heilige nacht van Kerst is God in dat wonderlijke Kind bij ons mensen gekomen om ons te redden. Jozef kan het alleen maar laten gebeuren door er op zijn eigen trouwe manier in te geloven en er stil en stug aan mee te werken. Dat is Kerst met Jozef.

Het verhaal van Kerst waarin Jozef een rol speelt is in de Bijbel te vinden in Mattheüs 1:18-25 en 2:13-23 en in Lukas 2:1-7.
Hilbrand Rozema schreef een gedicht over de trouwe, stille Jozef: ‘Ode aan Jozef’. Het is te hier te beluisteren.


Deze blog verscheen in iets gewijzigde vorm ook als overdenking in De Waarheidsvriend, het blad van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland.

Het wonder van een rijke kameel

Volgens Jezus kun je beter arm dan rijk zijn. Rijkdom is namelijk een groot gevaar voor je ziel en zaligheid. Wanneer Hij een oprecht vrome, rijke jongeman teleurgesteld ziet afdruipen, omdat Hij deze heeft opgedragen al zijn bezittingen te verdelen onder de armen, horen we Hem verzuchten: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’

Afbeelding: YouTube; Staatsloterij (bewerkt)

Die oneliner over de kameel en het oog van een naald zou – bedacht ik me – best geschikt zijn als waarschuwing bij reclames voor beleggingsproducten en loterijen. Net zoals het ‘Roken is dodelijk’ dat in zwarte rouwletters op een sigarettenpakje staat. ‘Geldzucht is de wortel van alle kwaad’ (niet van Jezus, maar van zijn volgeling Paulus) is ook geschikt. Enge plaatjes van de hel zijn misschien wat teveel voor onze seculiere tijden. Maar wat dacht je van een AI-gegenereerde afbeelding van een paar rijke patsers die bij een dichte deur staan te kniezen, omdat ze niet binnen mogen, terwijl ze zich normaal overal met een VIP-behandeling naar binnen weten te kopen? Dat moet toch kunnen. Het doel heiligt de middelen.

Ik ben benieuwd of er een christelijke politicus voor dit idee te vinden is. Of misschien een van die andere politici die vast staan te popelen om hun grote liefde voor de joods-christelijke traditie in beleid om te zetten. Wat kan hen meer vreugde geven dan het bevorderen van de waarden van de Joodse stichter van de christelijke traditie en het ontmoedigen van praktijken die deze waarden vernietigen?

Of het effect zou hebben? Om ons te verlossen van de Mammon en het verlangen naar rijkdom, is vast meer nodig dan wat waarschuwende tekst bij reclames . Waarschijnlijk niet minder dan een wonder. Dat is dan weer de grote verrassing van Jezus. Bij Hem gebeuren er altijd van die onmogelijke dingen. Kort nadat Hij die onsterfelijke woorden over de kameel en het oog van de naald heeft gesproken, komt Hij een rijke tegen, die Hij zonder al teveel moeite door het oog van de naald kijkt – ja, echt: kijkt! Dat is het heerlijke hoopvolle verhaal van Zacheüs, de stinkend rijke hoofdtollenaar van de palmstad Jericho, die door Jezus uit een boom én uit zijn gouden kooi gekeken wordt.

Over dit verhaal mocht ik onlangs een inspiratiefilmpje maken voor het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap. Dat kun je hier kijken.
Het verhaal van de rijke jongeman en dat van Zacheüs vind je in de Bijbel in: Lukas 18:18-30 en 19:1-10.

Een ongelukkige fietser, een politicus, een dominee en de barmhartige vluchteling

In de Hollandse polder, waarin een herfstig zonlicht zacht over de vochtige weilanden valt, speelt zich een oude gelijkenis af.

In een kalm tempo reed een fietser over een kaarsrecht fietspad door het lege, vlakke land. De fietser floot een deuntje. Plotseling begon hij te slingeren, reed de berm in en kwam tegen een knotwilg tot stilstand. Hij viel achterover, zijn benen in het gras, de rest van zijn lichaam op het asfalt. Roerloos bleef hij liggen.

Foto: Sven Brandsma op unsplash.com

Toevallig fietste er een politicus over hetzelfde fietspad. Na een lange vergaderdag, met een podcast in de oren, verlangend naar huis, zag de politicus de fietser op het pad liggen en zoefde zonder vaart te verminderen door. Het blijft gissen naar de reden waarom de volksvertegenwoordiger geen halt hield bij de ongelukkige fietser.

Gelukkig voor de fietser verscheen er na een minuut of tien weer een fiets in de verte. Het was een dominee. Driftig trappend was deze op weg naar een bijeenkomst in de kerk, waarvan de toren in de verte naar de Hollandse hemel wees. Het blijft gissen naar de reden waarom deze zielzorger bij het zien van het slachtoffer een gilletje slaakte en remde, maar daarna de snelheid weer verhoogde en zonder om te kijken doorreed.

Niet veel later naderde er opnieuw een fiets, waarop zich een vluchteling door de polder verplaatste. Deze zag de noodlottige fietser op het pad liggen, kreeg medelijden en stapte bezorgd af. De vluchteling probeerde de man tevergeefs bij te brengen, belde 112 en bleef bij hem tot politie en ambulance arriveerden. De fietser werd in de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In de politiewagen werd de vluchteling meegenomen naar het bureau. Het blijft gissen naar de reden waarom de agenten de vluchteling oppakten. De meest voor de hand liggende reden is dat de barmhartige vluchteling zonder verblijfsvergunning in de Hollandse polder fietste en dus volgens de polderwetten strafbaar was.

Dit verhaal is een variant op de parabel of de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan, die Jezus ooit vertelde. Die gelijkenis was een prikkelend antwoord op de vraag van een vrome theoloog wie zijn medemens (die hij moest liefhebben) was (Lukas 10: 25-37). En ja, dat is ook vandaag in de Hollandse polder nog steeds een vraag: wie is mijn medemens, wat is medemenselijkheid, voor wie moeten wij barmhartig zijn? Laat wie oren heeft, horen!

Deze blog verscheen ook als opiniebijdrage in het Nederlands Dagblad.

Ik mis God

Drie woorden als een tackle op mijn ziel. Ik las ze in een boek van dichter Lieke Marsman, viel stil en dacht: dit is de scherpste geloofsbelijdenis die ik in tijden heb gehoord. “Ik mis God.” Marsman schreef die woorden in een periode dat ze werd bestraald vanwege kanker en haar leven werd beheerst door fysieke pijn. In een stukje over hoe de pijn haar in de greep houdt, verschijnen daar die drie woorden uit het niets – of beter: ze barsten uit de pijn. “Ik mis God.” Dan legt ze het nog even uit: “Ik wilde hier schrijven dat ik terugverlang naar die ‘spirituele gevoelens’ die ik had in de maanden na mijn doodvonnis, dat vreemde dobberen op iets hogers. Wat eruit kwam: ik mis God. Dat dekt de lading.”

Die woorden grepen me dus bij de keel. Het is zo zuiver geformuleerd. Pijnlijk zuiver, als het scherpe randje van een vel papier waaraan je je vinger opensnijdt. “Ik mis God.” En ik dacht: dat doe ik ook. Ik mis God – niet altijd, maar wel vaak. En soms heel hard.

Ik mis God in mijn drukke, oppervlakkige leven, waarin God als zand door mijn vingers glijdt. Ik mis God ook in de kerk en in al mijn comfortabele, mooie woorden over God. Ik mis God als ik lees van de godverlaten plekken en de goddeloze mensen op deze aardbol. Ik mis God in het kapotgeschoten Gaza en in de stijgende defensieuitgaven. Ik mis God in gepijnigde en murwgeslagen mensen en in de leegte van de mensenmassa. Maar misschien nog wel meer als het licht van de lentezon over de stad valt. Licht en schoonheid doen namelijk pijn zonder God. Ik mis God. Dat dekt de lading.

Foto:  Jan Huber op unsplash.com

Het voelt dus als geloof. Al aarzel ik ook wel om het geloof te noemen. Het kan ook een armzalig en ondankbaar geloof zijn. De luxe van het gemis van een verwend mens. Maar toch is het volgens mij geen ongeloof, zelfs geen twijfel of onzekerheid. Het is een gemis en een verlangen, niet zonder liefde.
Ik mis U.
Het is een gemis dat er is en dat ook bij geloven hoort. In de Bijbel wordt God evenzeer gemist als geprezen en minstens net zo vaak gezocht als gevonden.

Het gemis van God heeft zelfs een plek in het hart van het christelijk geloof. In de woorden uit de tweeëntwintigste Psalm, die Jezus in de mond nam toen Hij aan het godverlaten kruis hing te lijden. “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” Dit is toch een schreeuw van gemis? Jezus, Gods geliefde Zoon, miste God. Over de betekenis van Jezus’ lijden en dood is veel meer te zeggen en te geloven (en theologisch het hoofd te breken). Maar dat neemt het kale feit niet weg, dat Jezus God miste en zich door Hem verlaten voelde. Ik mis God. Dat dekt ook hier de lading.

Het maakt mijn gelovige gemis niet fijner of gemakkelijker, maar het troost wel. Als je God mist, ben je misschien dichterbij God dan je denkt. En het geeft hoop, dat God toch wel weer verschijnt. Altijd weer wordt het Pasen.

Het genoemde boek van Lieke Marsman is: Op een andere planeet kunnen ze me redden (Uitgeverij Pluim, 2025). Het citaat is te vinden op bladzijde 49.

Een absurde uitvinding?

Regelmatig gebruik ik in een huwelijksviering een citaat van de Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez. Hij noemde het huwelijk ‘een absurde uitvinding, die slechts kan bestaan dankzij de oneindige genade van God.’ Toen ik een tijd terug die woorden weer in mijn mond nam, met een stralend jong echtpaar voor mijn neus in de kerk, sloeg echter de twijfel toe. Is het wel waar, wat de grote schrijver zijn lezers voorhoudt in zijn Liefde in tijden van cholera? Is het huwelijk eigenlijk wel zo absurd?

Foto: Wyron A op unsplash.com

In het genoemde boek heeft al het menselijk verlangen, getob en gefaal op het gebied van de liefde iets absurds, maar het stijve, uitgebluste huwelijk van de hoofdpersoon Fermina met de arts Juvenal spant daarbij de kroon. En er zijn genoeg huwelijken die op zo’n slappe, vrijwel leeggelopen ballon lijken. Als je daaraan denkt, is het niet moeilijk om de huwelijkse staat een hoogstaande, maar absurde menselijke uitvinding te vinden. Het huwelijk past sowieso niet zo goed in onze consumentensamenleving, die ons verslaafd heeft gemaakt aan verandering en onze verbeelding vormt om ook liefdesrelaties te zien als een product dat je individuele geluk moet dienen. Hoe absurd is een levenslange liefdevolle verbinding met die ene mens, terwijl de liefde en het leven wisselvallig en onzeker zijn? García Márquez heeft natuurlijk gelijk dat er veel genade van God nodig is om het geluk en de liefde in het huwelijk te bewaren. Een levenslang liefdevol huwelijk is een hele opgave. Niet voor niks eindigt in Nederland ongeveer een derde van de huwelijken in een echtscheiding – en van de huwelijken waaruit de liefde is weggevloeid worden geen cijfers bijgehouden. Maar betekent dat ook echt dat het huwelijk een absurde relatievorm is?

Voor alle duidelijkheid: het was niet het stralend gelukkige bruidspaar dat deze twijfel opriep. Al zegt de stralende vreugde van een bruiloft misschien wel iets over onze intuïtieve waardering van het huwelijk als iets moois en edels. Ik denk dat mijn twijfel aan het idee dat het huwelijk een absurde en moeilijke zaak is te maken heeft met het vijfentwintigjarig huwelijksfeest dat mijn vrouw en ik vorig jaar vierden. Zo’n jubileum heeft het voordeel dat je even stil staat bij je leven. Terugkijkend op die 25 jaar huwelijk, besefte ik hoe goed het is om je leven te delen met iemand die jij/jou door en door kent en vertrouwt. En dat de liefde die je voor elkaar hebt door een gezamenlijke geschiedenis van goede, kwade en gewone dagen gerijpt en gevormd is. Toen Jezus op de bruiloft van Kana van water wijn had gemaakt, zei men dat ze de beste wijn tot het laatst hadden bewaard. Zo kan de liefde in een huwelijk ook rijpen en groeien, zodat die met de jaren alleen maar beter wordt. Ik weet dat dit niet vanzelf gaat, weinig maakbaar is en ook mislukken kan. Liefde is een geschenk – de genade waarover García Márquez spreekt. Maar ze is wel een geschenk voor het echte leven, dat – zo heb ik ervaren – in een niet opzienbarend huwelijk van twee onvolmaakte mensen werkt en tot bloei kan komen. Als je dat beseft, voelt het huwelijk niet absurd, maar eerder natuurlijk.

Iemand vroeg de Australische zanger Nick Cave wat er nodig is om vrij te zijn. De kunstenaar Cave, die als geen ander de vrijheid van expressie, geloof en verbeelding zoekt en verdedigt, wijst op de paradox dat echte vrijheid voor hem alles te maken heeft met orde en begrenzing. Hij hanteert een strak dagschema – van 9 tot 5, alsof hij een kantoorbaan heeft – waarbinnen hij zijn teksten schrijft en de creativiteit en verbeelding ruimte krijgt. Datzelfde geldt voor hem ook voor spiritualiteit én voor de liefde. Het huwelijk, in zijn woorden ‘een gedurfde krachttoer van de menselijke verbeelding’, is een orde waarin de liefde juist vrij kan worden. Of, zoals alleen Cave het kan zeggen: ‘Freedom finds itself in captivity’ (vrijheid vindt zichzelf in gevangenschap). Zo bezien is het huwelijk niet absurd, maar juist de meest vrije vorm van liefde die er bestaat.
En dát klinkt in het vrije-liefde-universum van onze cultuur pas als een absurde en dwarse uitspraak. Daarom zal ik het nog een keer herhalen: het huwelijk is de meest vrije vorm van liefde die er bestaat!

Meer weten over Nick Cave? Luister bijvoorbeeld de aflevering over hem in de podcast Moderne profeten op Spotify of op de website (Seizoen 03, aflevering 1)

Liever een schaap bij de kerk van Bega

In Engeland bezochten we een kerk in the middle of nowhere. Het meer dan duizend jaar oude kerkje was genoemd naar de Ierse prinses Bega die volgens de korte beschrijving van haar leven in de negende eeuw moet hebben geleefd. Tijdens de invallen van de Noormannen weigerde deze dappere prinses haar maagdelijkheid te verliezen aan een Viking prins. Daarom vluchtte ze naar het noorden van Engeland, waar ze haar hele verdere leven als een single-voor-Jezus leefde (een heilige maagd, als je het wat vromer wilt zeggen). Daar wordt haar naam en nagedachtenis al meer dan een millennium in ere gehouden. Of Taylor Swift het zolang zal volhouden, betwijfel ik.

Bega’s kerk stond afgelegen aan de oever van een meer en was alleen te bereiken via een pad door de velden. We wandelden een kwartier door een verrukkelijk groen land. Rond imposante bomen graasden schapen. In heggen waren vogels in de weer. Een muurtje omringde de doden die rond de kerk in de stralende zon rustten. De kerk was open. Er was niemand te bekennen, maar het kinderhoekje, de bijbels, liedboeken en informatiefolders vormden het bewijs dat deze afgelegen kerk werd gebruikt als huis van gebed. Het kerkblad vertelde dat het kerkvolk op iedere eerste zondag van de maand en af en toe voor een doop- of huwelijksviering door de velden optrekt naar Saint Bega’s Church. De rest van de tijd staat ze daar in weer en wind aan de oever van het meer – stil en alleen, zoals Bega zich een deel van haar leven afzonderde als kluizenares.

Toch lijkt me de kerk van Bega niet eenzaam. Geregeld krijgt ze bezoek van toeristen, zoals wij. En waarschijnlijk zullen ook pelgrims haar komen opzoeken. Ze is niet voor niets altijd open. En bovendien wordt ze omringd door de doden in het groene gras, wier namen en jaartallen op de verweerde grafstenen door de tijd worden uitgewist.

En laten we de dieren in het veld niet vergeten. De schapen die rond de kerk grazen en de vogels die er vliegen en fluiten. Zoals in de bijbelse tempel de mus en de zwaluw een plaatsje dichtbij God vonden, zo is dit godshuis ook een plek waar schapen en vogels in de nabijheid van God kunnen komen. Schapen zijn niet de dieren die bij mij veel genegenheid of bewondering oproepen. Maar in dat zonovergoten groene land bekroop me zowaar enige jaloezie op die blatende kuddedieren, die daar dag en nacht op heilige grond grazen. Een gedachte uit de Psalm over de vogels in de tempel schoot door mijn hoofd: Liever een schaap daar in het groene veld rond de kerk van Bega, dan een mens die geen plek heeft om bij God thuis te komen.

Over de vogels die een thuis vinden in de tempel van God, gaat Psalm 84, die je hier kunt lezen en hier kunt luisteren.
Op deze website is meer informatie over Saint Bega’s Church te vinden.

Ontwapen ons, o God

Vroeger speelde ik met soldaatjes, God,
plastic mannetjes, gehelmd en bewapend met vlammenwerpers, machinegeweren, handgranaten, en ook gewone geweren en pistolen (helaas, want die waren in mijn verbeelding minder gewelddadig).
Mijn leger had ook een paar tanks en later enkele zelfgebouwde en -beschilderde jachtvliegtuigen met bommen onder hun vleugels.
Ik was nog maar een kind, o God, en het geweld en de vernietiging van mijn legers waren ook kinderspel – er vloeide geen bloed en de schade bleef beperkt tot een gekneusd geweer of een afgebroken vliegtuigvleugel, die weer gelijmd kon worden.
En toch, ontferm U over dat kind, die kleine soldaat, verloren in het oorlogsspel.

Foto: Daraa, Syrië, door Mahmoud Sulaiman op unsplash.com 

Nu zie ik beelden van soldaten, God,
mensen van vlees en bloed, gehelmd en bewapend met dezelfde wapens als mijn vroegere speelgoedleger, maar dan in de versies 20.5, oorlog na oorlog doorontwikkeld, met de laatste technologische snufjes, computergestuurd en AI-gedreven, maar nog altijd dodelijk – dodelijker dan ooit.
U weet dat zij geen spel spelen, dat de kogels zich in lichamen boren en de bommen met vernietigend geweld ontploffen.
Daarom, o God, ontferm U over soldaten, die doden, gedood worden en anderen voor de dood beschermen, die op het slagveld slaan en geslagen worden of afgeslacht.

Nu zie ik beelden, God, van eindeloze rijen graven, van huilende moeders, van kapotgeschoten steden, van afgeknalde mensenlichamen als kadavers langs de weg,
nu zie ik een tiran dreigen met kernwapens, dat collectieve zelfmoordmiddel van de mensheid,
nu zie ik het geweld zich vermenigvuldigen met woede, zwanger van verse vijandschap en haat, doodsdriftig draaiend in de cirkel van oog om oog en bloed om bloed, gevangen in de wedloop van wapen op wapen.
O God, ontferm U, over bloedende mensen en gebroken steden en vergiftigde harten.

Ontwapen ons, o God,
wees de spelbreker in ons oorlogsspel,
laat het beeld van uw vermoorde Zoon, ons voor ogen komen,
gewapend met uw vrede en getekend door ons bloed.
Ontwapen ons, o God –
breek en ontwapen ons door uw Slachtoffer.
Amen

Kind op kousenvoeten

Een klein meisje waggelde op kousenvoeten de kerkdienst uit. Haar schoenen tegen de borst geklemd, voorzichtig haar evenwicht bewarend, verdween ze na de doop van haar broertje of zusje naar de oppasruimte. Ik viel even stil op de preekstoel, alsof ik een engel zag.

Foto: Marjorie Bertrand op unsplash.com

Ik moest denken aan Jezus, die de kinderen omhelsde en zegende en een kind in het midden van zijn egotrippende volgelingen zette, om hun ogen te openen voor de nederigheid van God. De eeuwige God, die verrassend aanwezig blijkt te zijn in de kleinen en wiens koninkrijk alleen bereikbaar is voor de kinderen en degenen die op kinderen lijken.

Mijn ogen bleven hangen bij de schoenen die ze voor haar buik had geklemd. ‘Doe je schoenen uit, want de grond waarop jij staat, is heilig,’ hoorde Mozes God zeggen toen deze aan hem verscheen bij de brandende braamstruik in de woestijn. Als een kleine Mozes had deze peuter hier in het huis van God haar schoenen uitgedaan. Op kousenvoeten ging ze, met een heilige ernst en eenvoud, helemaal op in haar stapjes achter haar oma aan.

Dit beeld ontroerde me. Dat is niet zo gek natuurlijk. Kleine kinderen raken al snel een snaar — de eenvoud, de onschuld en het leven dat ze uitstralen kan zelfs pijn doen aan je oude, levenswijze en illusie-arme hart. Maar het was niet alleen ontroering. Het was ook een soort openbaring van iets dat je eerder kan zien en voelen dan onder woorden brengen. Als ik er dan toch woorden voor moet zoeken, dan zou ik zeggen: liefdevolle eerbied.

Eerbied of ontzag is een houding die ons mensen past als we God ontmoeten of zoeken. God is immers God. Wie God ontmoet, wordt geconfronteerd met een hogere, oneindig grotere werkelijkheid, die ontzag oproept en eerbied vraagt. ‘Doe je schoenen van je voeten, dit is heilige grond!’ Alleen is die eerbied geen reden tot angst, paniek of kruiperigheid. En de eerbied voor God is ook niet hetzelfde als de adoratie die sommigen voor celebrities ten toon spreiden. Het is de eerbied van het kind, dat op kousenvoeten, in heilige zelfvergetelheid en met een simpel vertrouwen bij God komt.

Het verhaal van Mozes die God ontmoet en zijn schoenen moet uitdoen, vind je in Exodus 3. Over Jezus en de kinderen lees je in het evangelie van Markus: hoofdstuk 9:33-37 en 10:13-16.

Tranen

Een tijdje geleden klonk er luid geween in de Jordaan. Er liep een huilend kind door onze straat. Het kind hield zich niet in en het smalle straatje waar ik woon, zorgde voor ideale geluidsversterking. Een vrouw, ik nam aan de moeder, kwam achter het huilende kind aan in een poging om het tot kalmte en stilte te manen. Uit het raam kijkend, voelde ik de plaatsvervangende schaamte. Ik had met haar en het kind te doen. Huilen doe je niet in het openbaar, zo hebben we immers afgesproken. Behalve in een moment van publieke rouw, zoals een wake of een stille tocht.

Foto door Samuel Austin op unsplash.com

Die schaamte over tranen kom ik ook wel in de kerk tegen. Dat mensen niet naar de kerk komen of met vrees en beven in de kerk zitten, omdat ze tijdens de kerkdienst de tranen niet kunnen tegenhouden en dat vervelend en beschamend vinden. Ik herken die vrees. Je wilt niet voor iedereen te kijk zitten met je verdriet. Maar het is ook goed om tegen elkaar te zeggen dat we ons niet hoeven te schamen voor onze tranen — niet voor anderen en al helemaal niet voor God. Tranen horen bij het leven en ook bij geloven. Jezus prijst zelfs ‘de treurenden’ zalig en als Hij bij Jeruzalem aankomt, dan huilt Hij openlijk om het tragische lot van de stad die Hij voor zich ziet liggen. Jeruzalem, de stad van de vrede, die niet weet wat tot haar vrede dient. Tranen horen bij Jezus, de Man van Smarten, en dus ook bij God, als we geloven dat Hij het beeld van God is.

Sterker nog, ik denk dat tranen ook een weg naar God zijn. In de woorden van de woestijnvader Hyperichius: ‘De oplettende monnik werkt nacht en dag om onophoudelijk te bidden, maar als zijn hart is gebroken en tranen laat vloeien, roept dat God uit de hemel naar beneden om zich te ontfermen.’ Het is een menselijke ervaring dat huilen ons leven open en zacht kan maken. En andersom is het ontbreken van tranen vaak een teken dat je murw, kapot of onverschillig bent. De oude woestijnvader vertolkt de ervaring dat verdriet een opening kan zijn waarlangs Gods genade en ontferming kunnen afdalen en je leven openbreken. Waarom zou je je dan nog schamen voor je tranen, als God ze niet ziet als een belemmering of zwakte, maar als een deur waardoor Hij kan komen? 

De woorden van Jezus zijn te vinden in Mattheüs 5:4 en Lukas 19:41-42. De uitspraak van Hyperichius komt uit The Desert Fathers: Sayings of the Early Christian Monks (Penguin Classics 2003) blz. 15.

Deze blog verscheen ook op First Love van de IZB.

‘Zeg hej!’

Ik las dat men in het Zweedse Luleå een groetcampagne is gestart, om de inwoners van deze noordelijke stad aan te moedigen elkaar in het openbaar te groeten. Deze ‘Säg hej!’ (Zeg hallo!) campagne is bedoeld om de eenzaamheid onder de mensen tegen te gaan en een vriendelijker stad te creëren — wat geen overbodige luxe is, daar in het donkere, koude Noorden. Maar ook Amsterdam zou wel zo’n groetcampagne kunnen gebruiken, besefte ik deze week tijdens een wandeling door de stad.

Foto: Artem Bryzgalov op unsplash.com

Met een vrolijk humeur stapte ik maandag door de stad, die in het licht van een verlegen herfstzonnetje dampend lag bij te komen van de overvloed aan regen van de afgelopen weken. Die vrolijkheid, de bijbelse vermaning ‘Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen’ (Filippenzen 4:5; Paulus, die dit schreef, was voorwaar geen sombere zuurpruim!) en het kostbare zonlicht deden me besluiten tot mijn eigen kleine persoonlijke ‘Zeg hej!’-campagne. Maar ik merkte dat er in de stad nog een aantal hobbels te nemen is, wil dit vriendelijke groetoffensief kans van slagen hebben. Nog niet iedereen is in staat om een groet te ontvangen en/of te geven. Onderweg vielen me vijf situaties op, die het moeilijk maken om te groeten. Ik geef ze door als spiegel om even in te kijken.

  1. Je bent druk met wat er op het scherm van je mobiele telefoon te zien is. Daardoor zijn al je andere zintuigen in gebruik om een botsing te voorkomen, zodat je de vriendelijke persoon die je probeert aan te kijken en iets tegen je te zeggen totaal niet opmerkt.
  2. De mensen die je pad kruisen moeten om je aandacht concurreren met je hond, hetzij omdat je in de gaten moet houden waar je straks de poep moet opruimen, hetzij omdat je bang bent het onvoorspelbare beest uit het oog te verliezen, hetzij omdat je je verliefde blik niet van je trouwe viervoeter kan afhouden. Het is overigens ook mogelijk dat je tegelijk je hond én je mobiele telefoon aan het uitlaten bent. Met twee van zulke aandachtstrekkers kan er natuurlijk niets anders meer in het veld van je aandacht komen.
  3. Je hebt oortjes in of een koptelefoon op en je luistert met een zichtbaar binnenpretje naar een podcast, of je geniet met een naar binnen gekeerde blik van je favoriete muziek of je voert een luid of fluisterend telefoongesprek met een persoon op afstand. Alle begrip dat je in die noise-gecancelde privébubbel niet gestoord kan of wil worden.
  4. Je hebt vooral oog voor de omgeving. Het groen in het park, de scharrelende duiven op straat, het chaotische verkeer, de vliegtuigen in hun aanvlieg-file naar Schiphol, de overvolle prullenbakken bieden een zo prikkelend schouwspel, dat je die ene passerende stadsgenoot die contact zoekt voor een vriendelijk ‘hallo’ of ‘goedemorgen’ zomaar kunt missen.
  5. Je hebt geen behoefte aan mensen. Dat kunnen mensen van een bepaalde soort, mensen die jij niet zelf als gezelschap hebt gekozen of mensen in het algemeen zijn. Met die afkeer van of allergie voor mensen ben je met een wandeling over de openbare weg of door een park al best ver uit je comfortzone, waardoor menselijk contact er natuurlijk niet meer bij kan.

Maar sommigen deden die morgen wel mee. Ze groetten mij of ze lieten zich vriendelijk groeten en groetten terug. We zagen elkaar en lieten elkaar met het universele communicatiemiddel van de menselijke groet weten dat het goed is om er te zijn — gewoon omdat wij mensen zijn, die toevallig samen in dezelfde stad leven en elkaar tegenkomen. Dank jullie wel, lieve groeters! We gaan gewoon door met onze kleine ‘Zeg hej!’-campagne. Hopelijk zullen anderen zich bij ons aansluiten.